Iemand vertelt over haar job en hij vraagt hoe jong ze is.
Ze vraagt waarom hij dat wil weten.
We bevinden ons in de break-out room van een zoommeeting.
Als antwoord pitcht hij uitvoerig over de job binnen zijn bedrijf en benadrukt daarin de belangrijkheid van generaties, vandaar zijn vraag dus en stelt ze prompt opnieuw.
Verveeld ontwijkt ze zijn vraag door behendig het gesprek te verplaatsen naar de andere deelnemers in de meeting.
Hij lijkt niks op te merken.
Zijzelf zou wellicht zonder nadenken hebben geantwoord. Zeker als er meermaals wordt aangedrongen. Die zogenaamde beleefdheid is haar als jong meisje immers aangeleerd.
Nochtans beweert ze herhaaldelijk in haar therapiesessies:
‘het niet is omdat iemand een vraag stelt, dat je moet antwoorden.’
Ze besluit de jongedame in kwestie te contacteren over het voorval. Die vertelt dat ze haar ofwel te jong vinden in haar vak en hardop durven twijfelen aan haar kennis en vaardigheden ofwel dient haar antwoord als voorzet voor de score van een ander.
Meestal is het een combinatie van de twee.
Dus schat ze situaties pijlsnel in en beslist ijlings of antwoorden relevant is of niet.
Volgens haar doet antwoorden er zelfs niet toe , maar draait het louter en alleen om het imago van andermans zaken.
Precies!
Eindelijk legt iemand de vinger op dat sluimerend gevoel van onbehagen
wanneer ze schijnbaar spreekruimte krijgt, maar toch niet aan het woord komt.
Tijd dus dat ze zelf naar haar therapeutische raad luistert en bij haar eigen zaak blijft.
Zijn er nog vragen?